“Integrated Pest Management” voor wespen?

Blog

Inzichten | Door: Sjoert Fleurke |
Bakstenen muur waar een aantal witte insecten op loopt. Op het eerste gezicht lijken het witte motten, maar het blijken wespen te zijn die wit zijn van het gifpoeder dat is gebruikt om ze te bestrijden.

Sinds 1 januari 2023 zijn plaagdierbestrijders verplicht om bij de aanpak van overlast door knaagdieren te werken volgens de zogenaamde IPM-werkwijze. IPM staat voor Integrated Pest Management (geïntegreerde bestrijding) en heeft kort gezegd als doel om problemen met plaagdieren op te lossen op een duurzame manier met een minimale inzet van gif. Of zoals het Handboek IPM Knaagdierbeheersing (HIK) stelt:

“Uitgangspunt is het streven naar preventie in plaats van bestrijding met als doel om het gebruik van biociden zoveel mogelijk te beperken en indien mogelijk te vermijden en zodoende het milieu te sparen. Indien gebruik van biociden noodzakelijk is, dan moeten het gebruik van de biociden en de risico’s voor niet-doelwit organismen en mensen worden geminimaliseerd.”

De reden om deze werkwijze verplicht te stellen voor de bestrijding van knaagdieren is dus dat het gebruik van gif allerlei nadelige, ongewenste effecten heeft. Ten eerste kunnen bij een bestrijding met gif onschuldige katten en roofvogels indirect vergiftigd worden als zij de stervende muizen of ratten opeten. Bovendien kan er onder bepaalde omstandigheden resistentie tegen het gebruikte gif ontstaan waardoor de effectiviteit ervan afneemt en er op den duur steeds meer van nodig is om het doel te bereiken. Een extra argument vanuit het oogpunt van dierenwelzijn is dat vergiftigde muizen en ratten vaak een langzame en akelige dood sterven.

Men is nu verplicht om zowel buiten als binnen in te zetten op het ontoegankelijk en onaantrekkelijk maken van de omgeving waar de muizen- of rattenoverlast plaatsvindt en op het wegvangen van de aanwezige dieren met mechanische vallen en klemmen. De klant is verplicht mee te werken bij het treffen van deze maatregelen. Pas als die onvoldoende blijken te werken en de klant zijn deel van de afspraken is nagekomen, is het gebruik van gif toegestaan. Het hele proces dient netjes te worden gedocumenteerd ten behoeve van regelmatige audits. Als tijdens zo’n auditcontrole blijkt dat er gif is ingezet terwijl het IPM-stappenplan niet correct is gevolgd kan de bestrijder (tijdelijk) zijn certificaat verliezen.

De omarming van IPM is de reden dat de sector tegenwoordig liever spreekt van een plaagdierbeheerser in plaats van een plaagdierbestrijder. Maar vooralsnog is het IPM-regime alleen beperkt tot de behandeling van problemen met huismuizen en ratten. De verdelging van wespen bijvoorbeeld gaat helaas gewoon op de oude voet door.

In de wandelgangen horen wij echter dat de groep die de IPM voor knaagdieren heeft ontwikkeld en voorgesteld (het zogenaamde ‘college van deskundigen’) aan het nadenken is over uitbreiding van IPM naar de aanpak van andere ‘plaagdieren’.

Dat zou ontzettend mooi zijn. Er is inderdaad veel voor te zeggen om de IPM-werkwijze ook in te voeren en verplicht te stellen voor bijvoorbeeld de wespenbestrijding.

Want:

1. IPM voor wespenbestrijding reduceert het gifgebruik

Veel wespennesten geven objectief gezien nauwelijks of geen overlast en hoeven helemaal niet bestreden te worden. Met preventieve maatregelen kan men voorkomen dat er later in het seizoen alsnog problemen optreden. Deze maatregelen zijn afhankelijk van de situatie en de wespensoort en vereisen vaak ook medewerking van de klant. IPM geeft de plaagdierbeheerser een wettelijk handvat om deze medewerking bij de klant als voorwaarde te stellen. Ook kan men in het kader van IPM meer inzetten op weringsmaatregelen door bijvoorbeeld preventief voegroosters in spouwmuurgaten en horren voor ramen te plaatsen om nieuwe wespennesten in de toekomst te voorkomen.

2. IPM voor wespenbestrijding voorkomt secundaire vergiftiging

Wespennesten die met gif worden behandeld veranderen van een levend wonder der natuur in milieubommen die dood en verderf zaaien. Niet doelwit-organismen zoals andere insecten, muizen, katten en vele andere organismen die ermee in aanraking komen worden ook vergiftigd. Daarom zouden deze nesten na afloop moeten worden afgevoerd als klein gevaarlijk afval (KGA) maar dit wordt in de praktijk zelden gedaan met alle gevolgen van dien.

3. IPM voor wespenbestrijding vermindert wangedrag

Als de wespenbestrijding onder een IPM-regime zou komen te vallen en op dezelfde manier zou worden geaudit als de knaagdierbestrijding, zou men gedwongen zijn om zorgvuldiger te werk te gaan. Menig wespenbestrijder gaat kritiekloos mee in het verhaal van de klant en neemt gemakzuchtig de gifspuit ter hand terwijl dit objectief gezien vaak onnodig is. Bovendien nemen velen het niet zo nauw met de wettelijke gebruiksvoorschriften en is de slordigheid waarmee er met gif wordt omgesprongen vaak schokkend. De overheidsorganisaties die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op deze bedrijfstak zijn onderbemand en laten het afweten.

4. IPM voor wespenbestrijding vermindert het dierenleed

Het kan dagen duren voordat de volwassen wespen in een met gif bepoederd nest zijn uitgestorven. De larven in het nest krijgen bovendien geen eten meer en zullen langzaam verhongeren. Het gaat per nest meestal om honderden tot duizenden insecten die op deze manier akelig aan hun einde komen. 

We zouden bij het bepalen van de beste manier om een wespenprobleem op te lossen mee moeten wegen dat insecten net zo goed emoties en pijn kunnen ervaren als hogere dieren zoals muizen, ratten en mensen. Ik denk dat dat een teken van beschaving zou zijn en ik sluit me wat dat betreft aan bij de onderstaande wijze woorden.

“The greatness of a nation and its moral progress can be judged by the way its animals are treated.”

Mahatma Gandhi

5. Verdelging is niet de enige optie om van wespenoverlast af te komen.

De veelgehoorde bewering dat bestrijding met gif nou eenmaal de enige oplossing voor wespenoverlast is, gaat niet op. Er is ruime ervaring op het gebied van duurzame en diervriendelijke alternatieven zoals bijvoorbeeld het levend verplaatsen van wespennesten. Deze alternatieven zou men in het kader van een IPM aanpak moeten bekijken alvorens te besluiten tot een bestrijding.

Natuurlijk kosten die alternatieven over het algemeen meer tijd dan een simpele verdelging. En het vergt ook andere specialistische kennis waar een wespenbestrijder momenteel niet over beschikt. Een overstap naar IPM kost dus tijd, geld en een totaal andere denkwijze. Niet iedereen zal daar op zitten te wachten. Maar dat was bij de invoering van IPM bij de knaagdierbestrijding ook geen belemmering.

Laten we daarom geen tijd verliezen en de logische volgende stap zetten. Laten we alles in het werk stellen om de IPM-werkwijze ook in te voeren voor de wespenbestrijding. Het is mooi dat de branche de botte term ongediertebestrijder wil vervangen door het vriendelijk klinkende plaagdierbeheerser. Maar dat kan eigenlijk pas als IPM over de gehele breedte van hun werk is ingevoerd.